pooier
- pooi·er
- Ontwikkeld uit Middelnederlands poytier, een nevenvorm van putier “vrouwenjager, koppelaar”, uit Frans putier “hoerenloper” [1], in de betekenis van ‘souteneur’ voor het eerst aangetroffen in 1413 [2]
- Opgevat als een afleiding van pooien (voor het eerst aangetroffen in 1504) met het achtervoegsel -er.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pooier | pooiers |
verkleinwoord | pooiertje | pooiertjes |
de pooier m
- (seksualiteit) een man die prostituees tegen betaling beschermt en helpt, een souteneur
- Een pooier die meerdere vrouwen voor hem had werken, zoals in Amerikaanse films, kwam in Nederland echter nauwelijks voor.[3]
- een patser
- Wat een pooier zeg, die man die de hele tijd loopt op te scheppen over z'n Ferrari.
1. een man die prostituees tegen betaling beschermt en helpt.
- Het woord pooier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pooier" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ pooier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "pooier" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ De rode draad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be