karwij
Niet te verwarren met: karwei |
- kar·wij
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘specerijplant’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | karwij | karwijen |
verkleinwoord | karwijtje | karwijtjes |
- (plantkunde) plant Carum carvi uit de schermbloemenfamilie Apiaceae (wikidata: karwij )
- (plantkunde) zaden van de Carum carvi (wikidata: karwij )
- (kruid) zaden van Carum carvi gebruikt als keukenkruid, sterker, scherper en minder bitter van smaak is dan komijnzaad (wikidata: karwij )
-
Bloeiende karwij
-
Het zaad van de karwij is licht gebogen
-
Chocolade met karwijzaad
plant, zaad en specerij
- Het woord karwij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "karwij" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] karwij in het Nederlands Soortenregister N
- [1] karwij op Wikidata
- [1] karwij op "Wilde planten in Nederland en België" ♣
- ↑ "karwij" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ karwij op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be