Chocolade
  • cho·co·la·de
  • Rechtstreekse ontlening uit het Spaans, in de betekenis van ‘drank uit cacao, versnapering’ voor het eerst aangetroffen in 1679 [1]
  • Waarschijnlijk verder te herleiden tot het Nahuatl xocolatl of chocolatl. Dakin en Wichmann (2000) opperen dat het deel chocol- verwijst naar een speciale houten stok die traditioneel gebruikt wordt bij de bereiding en stellen dat dit is afgeleid van het Nahuatl-dialectwoord chicolātl [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord chocolade chocolades
verkleinwoord

de chocoladem

  1. (voeding) (drinken) een lekkernij die gemaakt is van cacao, suiker en cacaoboter
    • - De chocolade is alweer op. 
    • - Het jaar begon niet zo goed voor cacao. De prijs ervan zakt naar 2914,5 dollar (2669,69 euro) per ton (op donderdag 14 januari). Dat is zo’n 400 dollar minder dan de gemiddelde prijs in december. Maar betekent dat dan ook dat chocolade goedkoper wordt? En zit er nou wel of niet een chocoladetekort aan te komen? [3] 

Ergens geen chocolade van kunnen maken

  • Ergens geen wijs uit kunnen worden.
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]