chocolatier
- Geluid: chocolatier (hulp, bestand)
- cho·co·la·tier
- afgeleid van chocolade met het achtervoegsel -ier
- afgeleid van het Franse chocolatier (met het achtervoegsel -ier) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chocolatier | chocolatiers |
verkleinwoord |
de chocolatier m
- (beroep), (snoepgoed) bereider van of handelaar in chocolade en producten op chocoladebasis
- Momenteel is er een chocolatier gevestigd.
- chocolademaker [1]
- chocolade, chocolademelk, chocoladepudding, chocoladepasta, chocoladehagelslag, chocoladeletter, chocolaterie
1.
- Het woord chocolatier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "chocolatier" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- cho·co·la·tier
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord | |
mannelijk | chocolatier | le chocolatier | chocolatiers | les chocolatiers |
vrouwelijk | chocolatière | la chocolatière | chocolatières | les chocolatières |
de chocolatier m