helen
- he·len
- [1] In de betekenis van ‘genezen’ voor het eerst aangetroffen in 1100. [1]
|
|
- [2] In de betekenis van ‘verbergen’ voor het eerst aangetroffen in 1240, en in de betekenis van ‘een geheim toevluchtsoord verschaffen aan een dief’ in 1601.
|
|
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
helen |
heelde |
geheeld |
zwak -d | volledig |
helen
- ergatief gezond worden
- Die wond heelt niet goed als hij niet verzorgd wordt.
- ▸ Doordat England onlangs van schoenenmerk was geswitcht begon de wreef van zijn voet na een week gigantisch op te zwellen. Hierdoor moest hij al na een aantal dagen vroegtijdig de trail verlaten om te rusten en zijn voet te laten helen.[4]
- overgankelijk (met opzet) gestolen goed in ontvangst nemen
- Je hebt die spullen geheeld en dat is strafbaar.
- [2] verbergen
1. gezond worden
2. gestolen goed in ontvangst nemen
- Het woord helen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "helen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "helen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ helen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ helen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- he·len
Naar frequentie | 2550 |
---|
helen, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van hele