vervoeging
onbepaalde wijs to  cure 
he/she/it  cures 
verleden tijd  cured 
voltooid
deelwoord
 cured 
onvoltooid
deelwoord
 cured 
gebiedende wijs  curing 

cure

  1. onovergankelijk, (medisch) een kuur ondergaan/volgen, kuren
  2. onovergankelijk heilzaam werken
  3. onovergankelijk duurzaam worden
  4. overgankelijk, (medisch) (een ziekte) genezen [4], helen
enkelvoud meervoud
cure cures

cure

  1. (medisch) kuur
  2. (medisch) geneesmiddel, medicijn
  1. cure, Online Etymology Dictionary


vervoeging van
curar

cure

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van curar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van curar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van curar