• heel·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen heelbaar heelbaarder heelbaarst
verbogen heelbare heelbaardere heelbaarste
partitief heelbaars heelbaarders -

heelbaar

  1. wat geheeld (=genezen) kan worden, wat gerepareerd kan worden
    • Al deze voorbeelden hoeven niet onvermijdelijk te leiden tot de conclusie dat de taal ziek is. In de taal is er niets wat met een beetje nadenken niet heelbaar is. Zelfs de kennis van wiskunde is daarvoor niet nodig, al zal die, vermoed ik, wel helpen. [1] 
  1. J. L. Heldring NRC 4 september 1990