bedekken
- be·dek·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bedekken |
bedekte |
bedekt |
zwak -t | volledig |
bedekken
- overgankelijk iets over iets heen plaatsen zodat het niet zichtbaar is
- We moesten de spullen in de kofferbak bedekken tegen dieven.
- In moslimlanden moeten de vrouwen hun haar bedekken.
- ▸ Doordat de sneeuw het pad bedekte, was het niet altijd duidelijk welke richting we op moesten.[1]
- ▸ Terwijl haar blik heen en weer schoot, bedekten de vingers van haar linkerhand het plastic bandje om haar pols.[2]
- (kookkunst) een product met saus of iets anders overgieten
1. iets over iets heen plaatsen zodat het niet zichtbaar is
- Het woord bedekken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedekken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be