afdekken
- Geluid: afdekken (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɑvdɛkə(n) / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈɑf.dɛ.kə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈɑf.dɛ.kə(n)/
- (Limburg): /ˈɑv.dɛ.kə(n)/
- af·dek·ken
- samenstelling van af bw en dekken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afdekken |
dekte af |
afgedekt |
zwak -t | volledig |
afdekken
- overgankelijk iets over iets anders heen plaatsen
- We hebben de aardbeiplantjes afgedekt tegen de vorst.
- iemand beschermen tegen een aanval
- De minister werd afgedekt door zijn collega's.
1. iets over iets anders heen plaatsen
- Het woord afdekken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afdekken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be