En hamster
Een hamster
  • ham·ster
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘knaagdier’ voor het eerst aangetroffen in 1515 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord hamster hamsters
verkleinwoord hamstertje hamstertjes

de hamsterv / m

  1. (knaagdieren) Cricetus cricetus  , klein knaagdiertje dat als huisdier gehouden kan worden
    • Hij heeft een hamster als huisdier. 
vervoeging van
hamsteren

hamster

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hamsteren
    • Ik hamster. 
  2. gebiedende wijs van hamsteren
    • Hamster! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hamsteren
    • Hamster je? 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
hamster hamsters

hamster

  1. (knaagdieren) Cricetus cricetus  , hamster
    «He has a hamster
    Hij heeft een hamster.


  • ham·ster
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  hamster     le hamster     hamsters     les hamsters  

hamster m

  1. (knaagdieren) Cricetus cricetus  , hamster
    «Il a un hamster
    Hij heeft een hamster.


  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hamster     hamstern     hamstrar     hamstrarna  
genitief   hamsters     hamsterns     hamstrars     hamstrarnas  

hamster, g

  1. (knaagdieren) Cricetus cricetus  , hamster