hagedis
Niet te verwarren met: Hagedis |
- ha·ge·dis
- van Middelnederlands egedisse / haghedisse, in de betekenis van ‘hagedisachtige’ aangetroffen vanaf 1301; uit West-Germaans *agwi-þehsō(n) of *-þahs(i)jō(n), samenstelling van *agwi- ‘hagedis, slang’ + *þahsiō ‘bijl’ (vgl. Oudengels þeox ‘speer’, Duits Dechse "bijl, dissel", uit Indo-Europees *h₁ógʷʰis- ‘slang’ + *teḱs- ‘houwen’. Evenals Nederduits Eevtask(e), Duits Eidechse en Oudengels āþexe [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hagedis | hagedissen |
verkleinwoord | hagedisje | hagedisjes |
de hagedis v
- (reptielen) langstaartig, geschubd reptiel uit de onderorde Lacertilia (Sauria)
- ▸ Duikende vogels, mieren, hagedissen en het onophoudelijke gezang van de krekels. Alles was nieuw voor me en ik nam het allemaal in me op als een kind op zijn eerste schooldag.[4]
1. langstaartig, geschubd reptiel uit de onderorde Lacertilia
- Het woord hagedis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hagedis" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ hagedis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "hagedis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be