kroonbasilisk (Basiliscus plumifrons) in zijn natuurlijke omgeving, het regenwoud van Costa Rica.
  • (IPA in voorbereiding)
  • ha·ge·dis·sen
enkelvoud meervoud
naamwoord hagedissen
verkleinwoord

de hagedissenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hagedis
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (reptielen) Lacertilia   een onderorde van de schubreptielen (Squamata  ), die meer dan 7100 soorten telt. Hagedissen zijn daardoor de grootste groep van alle moderne reptielen. Ze zijn ontstaan in het trias, maar goede fossielen zijn pas bekend uit het jura. De slangen ontstonden in het Krijt uit een groep van de hagedissen. Hoewel slangen dus evolutionair gezien tot de hagedissen behoren, worden ze hier verder niet behandeld vanwege de afwijkende fysiologie en levenswijze
     Overal waar je keek zag je leven in de woestijn. Duikende vogels, mieren, hagedissen en het onophoudelijke gezang van de krekels.[1]


  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers