Afrikaanse slanghagedissen

  • (IPA in voorbereiding)
  • Afri·kaan·se slang·ha·ge·dis·sen
enkelvoud meervoud
naamwoord Afrikaanse slanghagedissen
verkleinwoord

de Afrikaanse slanghagedissenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord Afrikaanse slanghagedis
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (reptielen) een geslacht Feylinia   van hagedissen uit de familie skinken