• Afri·kaan·se

Afrikaanse

  1. verbogen vorm van de stellende trap van Afrikaans
     Weliswaar was het Afrikaanse geld de absolute voorwaarde voor baron Von Freital geweest, tot aan de bruiloftsdag van zijn dochter beschouwde hij zichzelf als haar eigenaar, met dezelfde vanzelfsprekendheid waarmee hij zeilboten en kastelen bezat.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord Afrikaanse Afrikaansen
verkleinwoord

de Afrikaansev

  1. (demoniem) een vrouwelijke inwoner van Afrika, of een vrouw afkomstig uit Afrika
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142