fructose
- fruc·to·se
- In de betekenis van ‘vruchtensuiker’ voor het eerst aangetroffen in 1895 [1]
- afgeleid van het Latijnse fructus (vrucht) met het achtervoegsel -ose [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fructose | - |
verkleinwoord | - | - |
- (voeding) bepaalde suiker die veel in zoete vruchten voorkomt
- (scheikunde) een monosacharide (een enkelvoudige suiker) met als brutoformule C6H12O6 (wikidata: fructose )
bepaalde suiker die veel in zoete vruchten voorkomt
- Het woord fructose staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fructose" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "fructose" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ fructose op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be