• draw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘gelijk spel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1914 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord draw draws
verkleinwoord - -

de drawm

  1. (sport) onbeslist geëindigde wedstrijd
  2. (sport) (golf) geslagen bal die licht naar rechts afbuigt
    Bij linkshandige spelers: een bal die licht naar links afbuigt.
     Toen golfster en drievoudig majorwinnares Nancy Lopez werd gevraagd hoe ze bij haar afslag kon afwisselen tussen een fade (voor rechtshandige spelers een bal die van links naar rechts draait) en een draw (andersom), antwoordde ze: 'Ik denk gewoon “fade”, of ik denk “draw”.[4]
42 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[5]
  1. "draw" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. draw op website: Etymologiebank.nl
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4.   Weblink bron
    David Papineau (vert. Wybrand Scheffer)
    “De regels van het spel: wat sport ons kan leren over filosofie (en wat filosofie ons kan leren over sport)” (2018), Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam, ISBN 9789045035932, hfst. 1
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


vervoeging
onbepaalde wijs to  draw 
he/she/it  draws 
verleden tijd  drew 
voltooid
deelwoord
 drawn 
onvoltooid
deelwoord
 drawing 
gebiedende wijs  draw 

draw

  1. overgankelijk schetsen, tekenen
  2. overgankelijk trekken
  3. overgankelijk aanlokken, aantrekken
  4. overgankelijk sluiten
  5. overgankelijk, (spel) loten
  6. onovergankelijk geraken, ergens komen/heen gaan
  7. onovergankelijk aantrekkingskracht hebben, aantrekkelijk zijn
  8. (sport), onovergankelijk gelijkspelen

draw

  1. het trekken, aan iets trekken/slepen, trek
  2. aantrekkingskracht
  3. (sport) gelijkspel
enkelvoud meervoud
draw draws


  1. draw, Online Etymology Dictionary