Tekenen.


  • te·ke·nen
  • In de betekenis van ‘een handtekening zetten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
  • In de betekenis van ‘schilderen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1367 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tekenen
tekende
getekend
zwak -d volledig

tekenen

  1. overgankelijk een tekening maken

de tekenenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord teken
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]