• na·te·ke·nen

natekenen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
natekenen
tekende na
nagetekend
zwak -d volledig
  1. een voorbeeld door tekenen kopiëren
    • ‘Ik heb een prínselijke kindertijd gehad. Geprivilegieerd. Tedere ouders en broer. En een halftijds leven bij een boerengezin – vlak bij het buitenverblijf van mijn grootouders in Sinaai. Daar heb ik van mijn 6 tot mijn 19 de seizoenen mogen meemaken. Het bucolische leven, in al zijn idylle en zijn hardheid. Van zaaien tot oogsten, cyclus na cyclus. Ik kan de boerderij nog natekenen, tot aan de kleinste grendel.’ [2] 
    • Kunstenaar Lee John Phillips zal als eerbetoon aan zijn overleden opa alles, écht alles, uit diens schuur natekenen. [3] 
98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard ZATERDAG 29 APRIL 2017
  3. Tubantia Niels Kruyt 28-07-2015
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be