• in·te·ke·nen

intekenen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
intekenen
tekende in
ingetekend
zwak -d volledig
  1. overgankelijk (juridisch) (financieel) schriftelijk een verbintenis aangaan
    • Dat wil overigens niet zeggen dat we straks niet uitkomen bij de oerversie van Krols idee. Die stamt uit 1994, nadat de eerste onderhandelingen over een paars kabinet (PvdA-VVD-D66) gestrand waren. Wim Kok (PvdA) kreeg toen als leider van de grootste Tweede Kamerfractie de opdracht een ‘proeve’ van een regeerakkoord te schrijven. Andere fracties konden daarop ‘intekenen’. Het resultaat: alsnog een paars kabinet. Het geheim van Koks ‘proeve’ was dat hij gedwongen werd zich in de andere partijen te verplaatsen. Ook nu zou dat geen overbodige luxe zijn. Niemand aan het Binnenhof kan zo goed anderen in beweging krijgen als Mark Rutte (VVD). Dus wie weet zit hij, net als Kok, straks een paar weken te schrijven in een klein kamertje.[3] 
  2. overgankelijk iets invullen of tekenen in een reeds bestaande tekening of document
    • De gemeenteambtenaar heeft de nieuwe weg ingetekend op de oude kaart. 
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]