• hand·te·ke·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
handtekenen
(handtekende) *
(gehandtekend) *
zwak -d volledig

handtekenen

  1. inergatief tekenen uit de vrije hand
  2. overgankelijk zijn handtekening plaatsen
  • Ongescheiden vormen als "te handtekenen", "gehandtekend" of "handtekende" komen vooral in betekenis [2] voor. "Handgetekend" vooral in betekenis [1] maar in die betekenis worden ook ongescheiden vormen als "wij handtekenden" aangetroffen.