• op·te·ke·nen

optekenen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
optekenen
tekende op
opgetekend
zwak -d volledig
  1. nauwkeurig omschrijven en schriftelijk vastleggen zodat men het later nog kan raadplegen
    • In Monza had Stoffel Vandoorne met een zevende plaats in de tweede vrije training al zijn beste resultaat in een officiële sessie laten optekenen. Vrijdag in Singapore, deed hij nog een plaatsje beter: zesde, op een stratenomloop waarop hij nog nooit eerder had gereden. Met een tijd van 1:42.501 was hij bijna drie tienden van een seconde sneller dan ploegmaat Fernando Alonso. Het wakkert de hoop op punten alleen maar aan. ‘Het was een positieve dag, ja’, grijnsde Vandoorne. [2] 
    • In het boek gaat de voormalige presentator niet alleen in op de zaak, maar laat hij zijn levensverhaal optekenen. [3] 
     Indië is volgens de zanger het mooiste nummer van List. "Iedereen kent haar geschiedenis wel: ze heeft in een jappenkamp gezeten, een zwaar leven gehad. Maar ze stond net als Ramses altijd positief in het leven, daar kunnen we een hoop van leren. Indië is het nummer over haar levensgeschiedenis, opgetekend door Freek de Jonge. Een geniale tekst."[4]
86 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard ZATERDAG 16 SEPTEMBER 2017
  3. Tubantia Dennis Jansen 09-09-2017
  4.   Weblink bron “Herinneringen aan Liesbeth List: 'Ineens deed ze die yogapose'” (27 maart 2020), NU.nl
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be