Nederlands

Uitspraak


Woordafbreking
  • op·schrij·ven
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opschrijven
schreef op
opgeschreven
klasse 1 volledig

Werkwoord

opschrijven

  1. overgankelijk schrijvend een notitie ergens van maken
    • Hij had gelukkig het nummer even opgeschreven. 
     `Het heeft op ons gewacht; zei ik.
    'Nu kan het verhaal beginnen.' `Zal het een verhaal zijn dat goed afloopt?'
    ` Mooie verhalen lopen nooit goed af,' zei ik. 'Dus we zitten altijd goed. Ofwel we maken een mooi verhaal, ofwel we leven nog lang en gelukkig.'
    `In het eerste geval wil ik dat jij het opschrijft, en niemand anders.'
    [1]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 27
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be