comfort
- com·fort
- De Middelnederlandse vormen confoort/confort waren ontleend aan het Frans. In de moderne vorm comfort opnieuw ontleend aan het Engels. In de betekenis van ‘gemak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | comfort | comforts |
verkleinwoord | comfortje | comfortjes |
het comfort o
- een toestand waarin men zonder onrust, vrees of verlegenheid is
- Zij leefden in rust en comfort.
- In juni 2015 stapte Schiphol over van controle bij de gates naar centrale beveiliging, met bodyscans. De vijf controlezones zijn bedoeld voor meer comfort voor de reiziger en meer efficiëntie voor de maatschappijen.[3]
- 'Ons zul je niet snel in een appartementje zien. Dat is voor de Nederlanders. Die gaan op zoek naar de bungalows en appartementjes die wij in onze vakantiebrochures zelfs niet meer opnemen. Een Belg gaat in zijn vakantie niet zelf achter het fornuis staan; die wil rust en comfort. [4]
- weelde
- Zij leefden in een kasteel met overdadige luxe en comfort, maar alles was zo breekbaar dat schoonmaken niet gemakkelijk was.
- discomfort, zitcomfort, leefcomfort, wooncomfort, draagcomfort, stoelcomfort, wachtcomfort, gebruikscomfort
- comfortabel,comfortzone, comfortzorg, comforttoeslag, comfortclassstal, comfortbehandeling, comfortthermostaat
1. een toestand waarin men zonder onrust, vrees of verlegenheid is
- Het woord comfort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "comfort" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "comfort" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ comfort op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Mark Duursma 29 juni 2016
- ↑ de Standaard Frans Boogaard 28-08-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
comfort | comforts |
comfort
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to comfort |
he/she/it | comforts |
verleden tijd | comforted |
voltooid deelwoord |
comforted |
onvoltooid deelwoord |
comforting |
gebiedende wijs | comfort |
comfort
- overgankelijk opbeuren, troosten
- overgankelijk opkikkeren, verkwikken
- overgankelijk lichter maken, verlichten [2,3] (v. pijn, ongemak e.d.)
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
comfort | le comfort | comforts | les comforts |
comfort m