• ver·lich·ten
  • afgeleid van licht met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verlichten
verlichtte
verlicht
zwak -t volledig

verlichten

  1. overgankelijk van licht voorzien
    • De lantaarnpaal ernaast verlichtte de auto maar gedeeltelijk. 
     Door een klein raam werden we steeds fel verlicht door de bliksem.[1]
  2. overgankelijk minder zwaar maken
    • De afgeworpen ballast verlichtte de ballon voldoende om boven de berg uit te stijgen. 
  3. overgankelijk minder moeilijk maken
    • Het nieuwe gereedschap verlichtte de taak aanzienlijk. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be