božský
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /bɔʃskiː/
Woordafbreking
- bož·ský
Woordherkomst en -opbouw
Bijvoeglijk naamwoord
božský
- (religie) goddelijk; met betrekking tot (een) god.
- (figuurlijk) goddelijk, geweldig
- (figuurlijk) zuiver, puur, echt
Verbuiging
Vervoeging
stellend | božský |
---|---|
vergrotend | božštější |
overtreffend | nejbožštější |
Synoniemen
Antoniemen
- bezbožský
- -
- -