goddelijk
- god·de·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | goddelijk | goddelijker | goddelijkst |
verbogen | goddelijke | goddelijkere | goddelijkste |
partitief | goddelijks | goddelijkers | - |
goddelijk
- wat van een god is, wat toebehoort aan een god
- wat eigen is aan een god
- heerlijk, schitterend
- Gisteren heb een goddelijk diner gehad.
- ‘Hoe is het mogelijk, hè? Dat goddelijke lichaam dat opeens begint te haperen, snap jij dat nou?’ [1]
- ▸ Ik bladerde erdoorheen en las eindeloze verhalen over hoe geweldig die burger was: ‘Goddelijk – al dat lopen waard’, ‘Drie Michelinsterren’, ‘Nog nooit zo’n grote burger gezien’ en ‘Ik ga een franchise openen in Londen’.[2]
1.
- Het woord goddelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "goddelijk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ de Volkskrant Nathalie Huigsloot25 januari 2019 INTERVIEW JAN MULDER
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be