Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·be·zield
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onbezield onbezielder onbezieldst
verbogen onbezielde onbezieldere onbezieldste
partitief onbezields onbezielders -

Bijvoeglijk naamwoord

onbezield

  1. zonder geest, weinig levendig, met een gebrek aan gedrevenheid
    • Hij speelde een onbezielde uitvoering van het pianoconcert. 
  2. zelfstandige naamwoorden worden in sommige talen onderscheiden in bezielde en onbezielde zelfstandige naamwoorden
    • 'Man', 'vrouw' en 'paard' zijn bezielde zelfstandige naamwoorden. 'Hout' en 'tafel' zijn onbezielde zelfstandige naamwoorden. 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be