Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: bestallen
  • be·stel·len
  • afgeleid van stellen met het voorvoegsel be-. [1]
    • [2] in de betekenis van ‘bezorgen (van brieven)’ aangetroffen vanaf 1534 [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bestellen
bestelde
besteld
zwak -d volledig

bestellen

  1. overgankelijk in de toekomst laten leveren door dat eerder af te spreken
    • Kan ik twee pizza's bestellen? 
    • Ik wil twee kaartjes voor de voorstelling bestellen. 
     Al dagen fantaseerde ik wat ik zou gaan bestellen: een dubbele hamburger met kaas, augurken en ketchup en hopelijk hadden ze ook mayo voor bij de friet. Het water liep me spontaan in de mond als ik dacht aan een vanille milkshake en cola met ijs.[3]
  2. overgankelijk op een bestemde plaats afleveren
    • De man had als taak alle goederen te bestellen met zijn bakfiets. 
  • [2] ter aarde bestellen
    begraven (van overledenen)
• De monniken hebben een eigen begraafplaats waar ze hun overledenen ter aarde bestellen. 

de bestellenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bestel
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]



  • be·stel·len
  • Ontleend aan het Middelhoogduitse werkwoord "bestellen", dat van het Oudhoogduitse werkwoord "bistellen" komt
  • Duits werkwoord met het voorvoegsel be-
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bestellen
bestellte
abbestellt
zwak volledig

bestellen

  1. overgankelijk bestellen