entregar
- en·tre·gar
entregar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
entregar |
entregaba |
entregado |
volledig |
- overgankelijk bezorgen, leveren, afgeven
- overhandigen
- overgeven (aan), overleveren (aan), prijsgeven (aan)
- uitleveren
- bevestigen, plaatsen
- [1] dar