• prijs·ge·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
prijsgeven
gaf prijs
prijsgegeven
klasse 5 volledig

prijsgeven

  1. overgankelijk een geheim onthullen, toegeven dat iets waar is
    • De trainer gaf niets prijs op de persconferentie. 
    • Hij was ervan overtuigd dat de man meer wist dan hij prijsgaf. 
  2. overgankelijk iets als verloren moeten beschouwen
    • Het fonds gaf 7 procent prijs op de beurs. 
    • Door de bouw van een inlaagdijk werd land prijsgegeven aan de rivier. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]