• over·han·di·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overhandigen
overhandigde
overhandigd
zwak -d volledig

overhandigen

  1. ditransitief in de handen van een ander geven
    • Hij overhandigde Sanne een brief. 
     Onder Wiggers leiding groeide Introdans uit tot een "toonaangevend dansgezelschap dat ver over de grenzen befaamd werd", zei Berends toen hij Wiggers de Gelderse onderscheiding overhandigde.[3]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. overhandigen op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Introdans-oprichter Ton Wiggers krijgt koninklijke onderscheiding en erepenning” (26 juni 2022), NU.nl
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be