bestel
- be·stel
- In de betekenis van ‘ordening, regeling’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- afgeleid van stel (stam van het werkwoord stellen) met het voorvoegsel be- [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bestel | bestellen |
verkleinwoord | bestelletje | bestelletjes |
het bestel o
- een organisatie die als systeem een bepaald doel op een bepaalde manier dient
- Dit bestel functioneert niet langer en behoeft hervorming.
1. een organisatie die als systeem een bepaald doel op een bepaalde manier dient
vervoeging van |
---|
bestellen |
bestel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestellen
- Ik bestel.
- gebiedende wijs van bestellen
- Bestel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestellen
- Bestel je?
- Het woord bestel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bestel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "bestel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bestel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ bestel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be