• be·stel
  • In de betekenis van ‘ordening, regeling’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
  • afgeleid van stel (stam van het werkwoord stellen) met het voorvoegsel be- [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord bestel bestellen
verkleinwoord bestelletje bestelletjes

het bestelo

  1. een organisatie die als systeem een bepaald doel op een bepaalde manier dient
    • Dit bestel functioneert niet langer en behoeft hervorming. 
vervoeging van
bestellen

bestel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestellen
    • Ik bestel. 
  2. gebiedende wijs van bestellen
    • Bestel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestellen
    • Bestel je? 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]