vluchten
- vluch·ten
- In de betekenis van ‘weggaan van gevaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vluchten |
vluchtte |
gevlucht |
zwak -t | volledig |
vluchten
- ergatief trachten te ontkomen aan dreigend gevaar
- De dieven vluchtten toen zij de politie de winkel binnen zagen komen.
- Halverwege de oorlog deserteerden er iedere maand meer dan vijfduizend soldaten; sommige bleven gewoon ergens hangen tijdens de oneindig lange marsroutes, andere vluchtten zodra het vuur werd geopend.[2]
- ▸ Volgens de overlevering vluchtten meisjes uit Plancher-Les-Mines gedurende de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) de bossen in om te ontkomen aan bloeddorstige huurlingen in dienst van de Zweedse bezetter.[3]
|
1. (onovergankelijk) trachten te ontkomen aan dreigend gevaar
de vluchten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord vlucht
- Het woord vluchten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vluchten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "vluchten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Winchester, SimonDe gekwelde woordenaar vertaald door Peter Out 1998 ISBN 90-254-2146-6 pagina 69
- ↑ Weblink bron Rob Gollin“De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be