Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vluch·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vergankelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1485 [1]
  • afgeleid van vlucht (stam van het werkwoord vluchten) met het achtervoegsel -ig [2] [3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vluchtig vluchtiger vluchtigst
verbogen vluchtige vluchtigere vluchtigste
partitief vluchtigs vluchtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

vluchtig

  1. (natuurkunde) gemakkelijk in damp overgaand
    • Bij deze temperaturen is zink een vrij vluchtige substantie. 
  2. zonder al te veel aandacht voor alle details
    • Bij een vluchtig onderzoek kwam dit al snel boven water. 
     Ik wierp een vluchtige blik de afgrond in, prikte het handvat van mijn ijsbijl diep de sneeuw in en plaatste mijn voet voorzichtig in het eerste voetspoor.[4]
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen