• vluch·te·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord vluchteling vluchtelingen
verkleinwoord vluchtelingetje vluchtelingetjes

de vluchtelingm

  1. iemand die uit angst voor vervolging zijn land is ontvlucht
    • Er kwam door de oorlog in het buurland een groot aantal vluchtelingen naar Syrië. 
     Smullen van de enorme chocolade borstbeelden van Willem Sluiter. Dat kunnen de kinderen van de Leeuwerikschool en Oekraïense vluchtelingen in Berkelland. Een cadeau van de dichters Alet Boukes en Arjen van Gijssel.[2]
     Maar het was niet zo makkelijk om als politieke vluchteling het land te verlaten, waar sommigen nu mee dreigden.[3]
  2. iemand die voortvluchtig is
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. vluchteling op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Jelle Boesveld
    “Duisent vreugden in chocolade: Oekraïense vluchtelingen en Needse Leeuwerikschool smullen van borstbeelden Willem Sluiter” (13-05-2022), Tubantia
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be