vierhonderdeenenzeventig

       
0 4 7 1
vierhonderdeenenzeventig,
op een abacus
  • vier·hon·derd·een·en·ze·ven·tig

vierhonderdeenenzeventig

  1. "471", het getal tussen vierhonderdzeventig en vierhonderdtweeënzeventig, vierhonderd plus eenenzeventig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vierhonderdeenenzeventig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer vierhonderdeenenzeventig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vierhonderdeenenzeventig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord vierhonderdeenenzeventig vierhonderdeenenzeventigs
verkleinwoord vierhonderdeenenzeventigje vierhonderdeenenzeventigjes

de vierhonderdeenenzeventigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 471 is aangeduid
    • Als jij vierhonderdeenenzeventig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de vierhonderdeenenzeventigmv

  1. groep van 471 eenheden
    • Die vierhonderdeenenzeventig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.