vierhonderdeenenzestig

       
0 4 6 1
vierhonderdeenenzestig,
op een abacus
  • vier·hon·derd·een·en·zes·tig

vierhonderdeenenzestig

  1. "461", het getal tussen vierhonderdzestig en vierhonderdtweeënzestig, vierhonderd plus eenenzestig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vierhonderdeenenzestig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer vierhonderdeenenzestig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vierhonderdeenenzestig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord vierhonderdeenenzestig vierhonderdeenenzestigs
verkleinwoord vierhonderdeenenzestigje vierhonderdeenenzestigjes

de vierhonderdeenenzestigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 461 is aangeduid
    • Als jij vierhonderdeenenzestig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de vierhonderdeenenzestigmv

  1. groep van 461 eenheden
    • Die vierhonderdeenenzestig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.