0 4 0 1
vierhonderdeen,
op een abacus
  • vier·hon·derd·een

vierhonderdeen

  1. "401", het getal tussen vierhonderd en vierhonderdtwee, vierhonderd plus een
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vierhonderdeen euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer vierhonderdeen van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vierhonderdeen" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord vierhonderdeen vierhonderdeens
verkleinwoord vierhonderdeentje vierhonderdeentjes

de vierhonderdeenv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 401 is aangeduid
    • Als jij vierhonderdeen opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de vierhonderdeenmv

  1. groep van 401 eenheden
    • Die vierhonderdeen kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.