• ver·stel·len
  • In de betekenis van ‘repareren van kleding’ voor het eerst aangetroffen in 1412 [1]
  • Afgeleid van stellen met het voorvoegsel ver-.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verstellen
verstelde
versteld
zwak -d volledig

verstellen

  1. overgankelijk (kleding) (kleding of schoenen) weer in orde brengen, zorgen dat het heel wordt
    • Ik verstel en herstel al uw kleding en gordijnen. 
  2. overgankelijk anders stellen
    • Deze horlogeband kunt u op uw gewenste maat verstellen. 
100 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]