verstelde
- ver·stel·de
vervoeging van |
---|
verstellen |
verstelde
- enkelvoud verleden tijd van verstellen
- Ik verstelde.
- Jij verstelde.
- Hij, zij, het verstelde.
- Ik verstelde.
- verbogen vorm van versteld, voltooid deelwoord van verstellen
verstelde
- verbogen vorm van de stellende trap van versteld