depanneren
- Geluid: depanneren (hulp, bestand)
- de·pan·ne·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘repareren’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
- afgeleid van het Franse dépanner (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
depanneren |
depanneerde |
gedepanneerd |
zwak -d | volledig |
depanneren [4]
- overgankelijk autopanne verhelpen
- overgankelijk helpen (van iemand in moeilijkheden)
- Het woord depanneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "depanneren" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "depanneren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ depanneren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be