• se·mi·nar
enkelvoud meervoud
naamwoord seminar seminars
verkleinwoord seminarretje seminarretjes

het seminaro

  1. studiebijeenkomst van één of meer dagen over een vraagstuk en mogelijke oplossingen
94 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[1]


enkelvoud meervoud
seminar seminars

seminar

  1. seminarie
  2. colloquium, wekelijkse presentatieserie


  • [zelfstandig naamwoord] IPA: /seminar/
  • [bijvoeglijk naamwoord] IPA: /səminar/
  • se·mi·nar

seminar

  1. seminar

seminar

  1. (klassiek) stralend


  • se·mi·nar
  • Samenstelling van de Noorse zelfstandige naamnaamwoorden arbeid en møte met het invoegsel -s-
Naar frequentie 20138
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   seminar     seminaret     seminar
seminarer  
  seminara
seminarene  
genitief   seminars     seminarets     seminars
seminarers  
  seminaras
seminarenes  

seminar, o

  1. seminar, themadag, werkvergadering, workshop [2]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  2. Statsspråk, Nr. 3 - 2008, side 2: På godt norsk: workshop


  • se·mi·nar
  • Samenstelling van de Nynorske zelfstandige naamnaamwoorden arbeid en møte met het invoegsel -s-
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   seminar     seminaret     seminar     seminara  

seminar, o

  1. seminar, themadag, werkvergadering, workshop [1]
  1. Statsspråk, Nr. 3 - 2008, side 2: På godt norsk: workshop