• se·mi·na·rie
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘inrichting tot opleiding van geestelijken’ voor het eerst aangetroffen in 1608 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord seminarie seminaries
verkleinwoord seminarietje seminarietjes

het seminarieo

  1. (onderwijs) een plaats waar rooms-katholieke geestelijken opgeleid worden
    • Om als rooms-katholieke geestelijke opgeleid te kunnen worden, moet je naar een seminarie toe. 
86 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]