• col·lo·qui·um
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘samenspraak, geleerd gesprek’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Latijnse loqui (spreken) met het voorvoegsel col- met het achtervoegsel -ium [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord colloquium colloquia
verkleinwoord - -

het colloquiumo [3]

  1. discussiecollege
  2. geleerd gesprek
67 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[4]