• sym·po·si·um
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘wetenschappelijke bijeenkomst’ voor het eerst aangetroffen in 1838 [1]
  • afgeleid van het Griekse 'posis' (drank, drinken, drinkgelag) met het voorvoegsel syn- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord symposium symposia
symposiums
verkleinwoord symposiumpje symposiumpjes

het symposiumo

  1. een wetenschappelijke samenkomst waarop verschillende wetenschappers een lezing houden over een bepaald onderwerp
    • Op symposia krijgt men de kans over de nieuwste ontwikkelingen in een vakgebied te horen en te spreken. 
98 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[3]