• schrift
  • In de betekenis van ‘het schrijven, het geschrevene’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord schrift schriften
verkleinwoord schriftje schriftjes

het schrifto

  1. (teken- en schrijfmateriaal) een dun boekje met lege bladzijden om in te schrijven
  2. de manier van schrijven
  3. (taalkunde) de letter- en cijfertekens van een taal
  4. de lettersoort gebruikt in boeken, teksten en inscripties
  • [3] iets op schrift stellen
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]