• sai·si·ne
enkelvoud meervoud
naamwoord saisine -
verkleinwoord - -

de saisinev

  1. (juridisch) (erfrecht) onmiddellijke overgang van een onverdeelde nalatenschap onder algemene titel na overlijden van de erflater aan de erfgenamen, waarna zij de erflater opvolgen in zijn vererfbare rechten en verplichtingen en in zijn bezit en houderschap
    • En als een erfgenaam – goed bedoeld – ‘te veel’ regelt of al wat spullen meeneemt uit de boedel, dan moet hij uit eigen middelen bijdragen aan de schulden van de erflater als de boedel negatief blijkt te zijn. Dit is een belangrijk erfrechtelijk uitgangspunt: de saisine. [3]
    • De saisine is één van de kernwaarden en kernbeginselen van ons erfrecht. Iedere practicus in de familiepraktijk zal dit beamen. De regel dat de erfgenamen in beginsel de positie van de erflater ‘voortzetten’, hoort zowat tot de eerste lessen van iedere cursus erfrecht. [4]
  2. (juridisch) (procesrecht) inroeping van de bevoegdheid van de rechter of rechtbank
    • De Fransen doen alles wat we willen dus ik hoef de saisine van het Hof niet door te zetten. Dat kunnen de Fransen gezien hun voorzitterschap niet gebruiken. [5]
  3. (leenstelsel) recht op de heerschappij (beheer, genot of bewoning) over goederen, ambten en mensen (onvrije dienaren) die wel of niet aan een ander toebehoren
    • Bij den overgang van „roturier” land betaalde de tijnsman een zeker bedrag. Daarvoor vergunde hem de leen- en grondheer dan de „saisine”, d.i. het volledig bezitrecht. In werkelijkheid is hier slechts sprake van een investituur (Verlei) een bevestiging van het reeds bestaande recht, een erkenning der van elders aanwezige saisine, een soort van kwitantie der honorifieke en fiscale verplichtingen, die den titel zelf onbeoordeeld liet. [6]
    • In zijn tweede deel behandelt de heer L. de Nederlandsche bezitactiën, en begint daarbij met een geschiedkundig overzigt [sic!] te geven van de wijze, waarop zich in de latere middeleeuwen uit de gewere of saisine eene eigenaardige bezitactie ontwikkeld heeft, die, onder den naam van complainte in Frankrijk ontstaan, naderhand ook in ons vaderland werd overgenomen. [7]
8 % van de Nederlanders;
11 % van de Vlamingen.[8]