vesting
- ves·ting
- In de betekenis van ‘versterkte plaats’ voor het eerst aangetroffen in 1267 [1]
- Naamwoord van handeling van het verouderde werkwoord vesten (vastmaken, verstevigen) met het achtervoegsel -ing [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vesting | vestingen |
verkleinwoord | vestinkje | vestinkjes |
- (militair) (geschiedenis) een militair versterkte stad.
- Een vesting moest een stad beschermen tegen vijanden.
- ▸ Ik ontmoette Maurits kort voor vertrek naar Amerika in een bruine kroeg in Naarden Vesting.[5]
- vestingartillerie, vestingbouw, vestingkerk, vestingmuur, vestingstad, vestingstelsel, vestingstraf, vestingwal, vestingwerk, vestingwet
- Het woord vesting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vesting" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "vesting" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vesting op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be