• ves·ting·wal
enkelvoud meervoud
naamwoord vestingwal vestingwallen
verkleinwoord vestingwalletje vestingwalletjes

de vestingwalm [1]

  1. (militair) de verdedigingsmuur van een stad, vesting of kasteel
     De grote werkplaats lag binnen de vestingwal van de VOC-stad Enkhuizen. Vanwege de grote behoefte aan proviand op de handelsvloten in de Gouden Eeuw, ontstond er een levendige handel in ossen. Het vlees van de dieren werd gezouten en als tonnenvlees meegenomen aan boord. De huiden bleven over en werden tot leer verwerkt.[2]
     BREDEVOORT - Aan de stadsgracht in Bredevoort wordt een deel van de zeventiende-eeuwse vestingwal hersteld. Deze wordt gemodelleerd naar het verdedigingswerk dat toen de vestingstad omringde.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Leerlooierij uit Gouden Eeuw ontdekt in Enkhuizen” (4 juli 2017, 16:17), NOS
  3.   Weblink bron “Herstel oude vestingwal” (25-06-2008), Tubantia