rommel
- rom·mel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rommel | - |
verkleinwoord | rommeltje | rommeltjes |
de rommel m
- vele waardeloze spullen door elkaar
- Gooi die rommel toch eens weg!
1.
vervoeging van |
---|
rommelen |
rommel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rommelen
- Ik rommel.
- gebiedende wijs van rommelen
- Rommel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rommelen
- Rommel je?
- Het woord rommel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rommel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "rommel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rommel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be